In veel disciplines wordt onderzoek gedaan naar mythen; de voornaamste zijn antropologie, sociologie, psychologie, politicologie, literatuur, filosofie en godsdienstwetenschappen. Elke discipline kent talrijke theorieen over mythen. Wetenschappers zoeken naar antwoorden op rie kernvragen die gelden voor alle mythen, niet slechts voor 1 mythe of voor de mythen van 1 cultuur.
De drie kernvragen gaan over oorsprong, functie en inhoud. De eerste vraag luidt: Waarom en hoe zijn myhten ontstaan, los van de vraag waar en wanneer ze opdoken. De vraag naar de functie is de vraag waarom en hoe mythen voortbestaan. Het antwoord op beide vragen verwijst doorgaans naar een behoefte waarin de myhte door zijn ontstaan voorziet en door zijn voortbestaan blijft voorzien. De inhoud is datgene waarnaar de mythe verwijst - de 'referent'.
Mythen, zo wordt doorgaans aangenomen, moeten letterlijk gelezen worden. Of Zeus nu bestond of niet, mythen over Zeus worden verondersteld verhalen te zijn over een echte god, die de oppergod van de heersende, homerische religie was en die zijn macht aanwendde om te doen wat hij wilde. Mythen kunnen echter ook symbolisch gelezen worden. Zo kan Zeus de donder en de bliksem symboliseren, een koning, een menselijke vader of zelfs het vaderaspect van iemands persoonlijkheid. Zeus hoeft dus niet per se als god gezien te worden.